Bij al het Harrison papier resp. het Slater papier [S1-S3, SF1-3, SF7-8] en CPL papier [C3, CF3] ontbreekt elke glans, bij het Slater papier [S4-5, SF4-6, SF9-10] is het papier-oppervlak glanzend tot zeer glanzend. De verschillen tussen papier van Harrison and Sons en dat van Slater zijn afgezien van de gom op het oog niet te zien, en ook onder de UV-lamp is er weinig verschil [nuances in het wit oplichten: geel vs creme/roze]. Daar papier HF2 [met doorzicht IIIb] zeer stug aandoet, wordt stugheid versus soepelheid wel eens als verschil aangemerkt. Voor de vier andere doorzichten IIIa, IIIp, IIIq en III-80 gaat dit gewoon niet op. |
De UV-reactie is aan de beeldzijde wit oplichtend [fluorescerend] en eventueel wit nalichtend [fosforescerend], aan de gomzijde alleen wit oplichtend [fluorescerend]. Onder invloed van zonlicht en na het afweken van postzegels verdwijnt een deel van de witte fluorescentie uit de coating en gaat de oorspronkelijke gele fosforescentie weer overheersen. Over het algemeen is het vergelings-effect niet egaal over het zegelbeeld. Onder de UV-lamp zijn zo de meeste gebruikte, afgeweekte zegels met papier HF1 - HF5, SF1 - SF10 te onderscheiden van die met papier BF1, BF2 en IF1. Het verschil tussen SF3 en CF3 is te zien aan de stand van de papierdoorzicht diagonalen. Papier SF8 heeft een nogal grove, in doorzicht duidelijke, IIIp met -60/40 diagonalen, bij HF4 zijn de +40 diagonalen vrij fijn, en de -60 meestal slechts in opzicht te zien. |