Rasters van de 4 kleurencylinders Pierre Marion in zijn uitstekende publicatie concentreert zich op de kenmerken van 2 van de 4 cylinders: blauw en rood! Over de cylinders voor goud [de lelies] en zilver [de eenhoorn] geen woord afgezien van passings-problemen met de beide andere cylinders. De zegel is uitgevoerd in 4 kleuren - rood, blauw, goud en zilver. In de publicatie van Marion worden de blauwe en rode cylinders beschreven - althans aan de hand van randbedrukking (een rode registerbalk naast zegel 70 danwel nast zegel 10) en aan de hand van het rechtsonder hoekblok [zegels 89, 90, 99 en 100 uit het vel van 10x10]. Losse zegels, welke het gros van wat er in verzamelaarshanden zal bevinden uitmaakt, zullen op een andere wijze moeten worden beschreven. Voor de hand ligt het om dat per kleur te doen en de rasterkenmerken te beschrijven. Om te beginnen met de blauwe cylinders waarvan Pierre Marion [en andere Franse verzamelaars] hebben vastgesteld dat er 2 [danwel 3] typen "M. Louis" zijn vast stellen. Ze zitten er niet naast! Een raster kan op een aantal manieren worden beschreven - bij een kruisraster door de rasterhoek (hoek van de denkbeeldige lijn tussen de rasterpunten diagonaal en de horizon) en de rasterdichtheid (aantal punten per cm langs die denkbeeldige lijn). Vaak is dit rechtstreeks te meten. Maar bij een ander raster zijn slechts langs een horizontale of verticale kant de kartels te tellen. Bij de zegels uit de periode 1966-1972 bleek dat de blauwe cylinders altijd 6.5/9 kartelpunten per mm hor./vert. telden. Ofwel vergelijkbaar met de Belgische Koninklijke Beeltenis ontwerp Velghe zegels waar ook horizontale, liggende wybertjes te zien zijn! Wat zeer bijzonder is dat de tekst "M. Louis" bijna altijd uit punten is opgebouwd die steeds op dezelfde plaats staan; niet alleen qua aantal maar dus ook qua onderlinge positie! En eigenlijk geldt dat ook voor de rest van de teksten.... |
Een identieke rasterverdeling per zegel op een loketvel van 10x10! Maar ook voor de 12 verschillende blauw cylinders zoals Pierre Marion die beschrijft. Dat is eigenlijk niet mogelijk bij de traditionele wijze van cylinder-vervaardiging: Los zegelbeeld (B!) -> multipositeve film met alle 100 beelden -> contact met gerasterde glas-plaat of -film -> gelatine-film die op de cylinder wordt gespannen -> etsen van de cylinder. Het resultaat is altijd zodanig dat de rastering per zegel [van de 100 op een drukvel] verschillend is. De hypothese van Pierre Marion is dat de vroege cylinders door de "private industrie" zijn aangeleverd en dat pas na de verhuizing van de Zegelwerkplaats vanuit Parijs naar Périgueux men daar begonnen is zelf cylinders te vervaardigen. Cylinders gemaakt door de "private industrie" zijn gewoonlijk vervaardigd voor zeer brede papierbanen van tijdschriften en andere bladen waar slechts meters brede cylinders tellen [!] en dus zo'n smal cylindertje voor postzegelaanmaak niet loont! Het is voorstelbaar dat op een brede cylinder is gegraveerd met een apparaat als de in 1962 uitgebrachte Hell Helio-Klischograph op holle cylinders ("sleeves") die t.b.v. de postzegeldrukkerij zijn opgehakt in 12 smallere van circa 25cm. Dit verklaart ook enigszins waarom al in de eerste paar dagen 4 cylinders gebruikt zouden zijn. Hieronder de tekst bovenin waarbij punt voor punt de zelfde rangschikking is terug te vinden bij type I van blauw! |
Periode november 1966 - juni 1972 - "private industrie" In deze periode waarin de "private industrie" de cylinders zou hebben geleverd, wordt de rode cylinder gekenmerkt door een registerbalk naast zegel 70 in 6 verschillende uitvoeringen qua vorm en grootte. Wie echt goed zou kijken naar die rode registerbalken zou hebben vastgesteld dat het raster van de balk in geen verhouding staat tot het raster van de zegels zelf. Denkbaar is hier dat de registerbalk - los van de multipositieve films - in een iets later stadium zijn aangebracht. Een nauwkeurige beschouwing van de raster-structuur laat een volvlak zien dat vaak is dichtgelopen, maar soms een duidelijk structuur van liggende wybertjes toont net als bij het blauw. Langs de zijranden is meestal niets te zien omdat de druk daar samenvalt met het blauw en dan blijven incidenteel de verticale randen over! En als daar een rode kartelrand te zien is en ook nog te meten dan vinden we 2 (twee) mogelijkheden: 8 danwel 6 punten per mm. In beide gevallen gepaard gaand met liggende wybertjes. Van de 6 door Pierre Marion beschreven rood cylinder "A", "B", "C", "D", "E" en "F" heeft alleen de F-cylinder een liggend wybertjes-raster met 6 punten per verticale mm. Vanaf november 1971 tot juli 1973. In dat laatste jaar een "private industrie" rood cylinder gecombineerd met de eerste blauwe P(!éacutus)rigueux cylinder: "l". Ook zijn in dezelfde periode de goud cylinders aanvankelijk geheel traditioneel uitgevoerd met een kruisraster. Aanvankelijk met rastermaat R80, later [wanneer?] met R70. |
Met R80: Met R70: |
Wat betreft de zilver cylinder vinden we in de periode november 1966- juni 1972 aanvankelijk een scheef staande wyber! Waarbij de denkbeeldige lijnen hoeken maken van +50 graden resp. -30. Later komt daar - net als voor de goud cylinder een met liggende wybertjes onder een hoek van -40 resp. -40 graden. |
Rood heeft hier 6 pt per mm! Alle rasterhoeken zijn nu gelijk!!! |
Eind juni 1972 - 1978 - veronderstelde eigen cylinders van Périgueux Na de verhuizing zouden in de drukkerij zelf cylinders zijn vervaardigd. Pierre Marion beschrijft 6 blauw cylinders aangeduid met de letter "l, "m", "n", "p", "q"en "r". Hoe die er uit zien qua rastering is na bestudering van coin daté blokken redelijk te doen op één cylinder na!
|
Hoe de blauw cylinder "r" er uit ziet is nog niet bekend. Komt voor in de allerlaatste oplage ... De cylinders met 8/7 resp. 7/8 kartelpunten hor./vert.zijn vermoedelijk goed voor types II. De lengte van "M.Louis" is een fractie langer en komt +/- uit op 2.5mm Type III met een aanzienlijk nettere verschijning van "M.Louis" hangt samen met de introductie van een veel fijner raster! R125. Anders dan de Franse experts beweren komen de cylinders met R125 [= cylinders "p" en "q" - evt. ook "r" ] van Pierre Marion voor vanaf februari 1975 tot in januari 1977. De cylinders "l" en "n" [type II] komen ook nog voor in de periode 1977-1978. |
Type III met blauw R125: |
Bij de rode kleur wordt het knap lastig. Niet altijd is structuur van wybertjes te zien, maar wat erger is de horizontale randen zijn altijd afgedekt door het blauw. Incidenteel is langs de zijranden iets te zien van onderuit het blauw. Het aantal kartelpunten [verticaal] is vanaf het begin tot het einde 8 per cm en pas bij de latere oplagen in 1973-1974 6 per cm. In beide gevallen valt af en toe een structuur van liggende wybertjes te zien. Los van het feit dat de rood cylinders "G", "H" en "J" een van eerdere cylinders afwijkende plaats van de registerbalk hebben - en daarom toegeschreven zijn aan de zegeldrukkerij! - is gezien de wybertjes-structuur er meer reden om aan te nemen dat voor "G" en "H" nog de "private industrie" verantwoordelijk was, en dat pas de "J" cylinder met R110 in Périgueux zelf is vervaardigd. Een duidelijk kruisraster voor rood vinden we bij enkele oplagen in 1975 en 1977. In samenhang met blauw R125 ("q") danwel 8/7 ("n"). Rood R110: Op zegel 89 is duidelijk een uitstulping te zien van het rood! Kenmerkend voor de "J" cylinder! De "G" en "H" cylinder hebben op dezelfde plek slechts een enkele kleine puntje rood! |
Goud begint in de periode 1973-1977 met een "private industrie" cylinder met liggende wybertjes [hoek van -40 cq +40]. En aan het eind weer een kruisraster R80. |
Voor de zilver cylinder eerst een "private industrie" cylinder met liggende wybertjes [hoek van -40 cq +40]. Daarna de "private industrie" cylinder met rasterdiagonalen van +50 en -30. En veel later een cylinder met een kruisraster R80 en pas aan het eind met R100! Liggende Wybertjes: Kruisraster R80: |
Notaties voor de rastercombinaties Als we het slagveld van rasters overzien - er kunnen nog steeds nieuwe varianten gevonden worden al was het maar omdat tot op heden ik de enige ben die er naar gekeken heeft :) - dan zijn er per kleur niet meer dan 4 of 5 soorten kleurcylinders. Aangezien blauw de meest betrouwbare is beginnen we een codering met het blauw en een nummer voor het soort raster. We krijgen dan: B1R2G3Z4 en kunnen als het soort raster niet is vast te stellen volstaan met B1R-G-S2! Blauw cylinders:
Rood cylinders:
Goud cylinders:
Zilver cylinders:
Kunnen we nog iets met de door de Franse specialisten gehanteerde I, II en III indeling??? Niet veel, maar voor de good-will een kruisverband tussen de Franse types en de blauw cylinders: type I -> B1 danwel B1a; type II -> danwel B2 of B3; type III -> B4. De rasterstructuren zijn soms zeer moeizaam vast te stellen ook omdat het om volvlakken gaat die geheel dichtlopen. Bij zilver en goud springt soms de druk met coating en al van het papier af! |