De postzegelboekjes zijn in dubbelvellen van 36 gedrukt, elk enkelvel daaruit is als volgt opgebouwd: cd NNN*KKKNNN NNN*KKKNNNe ********** NNN*KKKNNN NNN*KKKNNN c=cyclometer, d=datum N=rechtop, K=kopstaand *=rosette, e=postembleem |
In de linker- en rechter-bovenhoek van het bovenvel, en het linker- en rechter-onderhoek van het ondervel staan paskruizen. Juist op de tete-beche vellen is het gebruik van twee cylinders vaak goed te zien omdat als de cylinders ten opzichte van elkaar zijn verschoven het op het rechtopstaande zegel in de tegengestelde richting is gebeurd als op het kopstaande zegel waardoor het contrast versterkt is. De drukrichting is -bij een drukvel met datum/embleem in de rechterbovenhoek- B. De individuele zegels welke bij zo'n stand van het vel kopstaand zijn hebben de tegenovergestelde drukrichting O. Zegels uit de beide Stadswapen-series met een drukrichting O zijn altijd afkomstig uit de tete-beche lay-out van de boekjeszegels. |