Bij het tegen het licht houden van de zegels, en vaak beter als met strijklicht gewerkt wordt zodat het licht schuin op het papier valt, is over het algemeen nog een afdruk te zien van het gaas waarop het papier in de fabriek werd gemaakt. Deze afdruk wordt ook wel zeefmarkering genoemd. De zeefmarkering heeft verschillende vormen afhankelijk van de manier waarop het gaas geweven is: met een linnen-binding, met een satijn-binding of met verschillende kepers. De linnen-binding was erg populair voor de tweede wereld-oorlog, doch is na de oorlog bijna in de hele wereld vervangen door keper-bindingen. In de jaren 70 zijn ook deze bindingen vervangen door tamelijk ingewikkelde bindingen die slechts mogelijk werden door het gebruik van kunstvezels voor het gaas in plaats van metaal. |
Bij de Israelische zegels komt de linnen-binding niet voor, wel de modernere soorten. Doorzichten IIIb, IIId, 'IIIb en 'IIId Dit zijn de eenvoudige keper-bindingen [zie tekening], IIIb en IIId zijn elkaars spiegelbeeld om de as van de papierrichting. Het buigt goed om die as mede dankzij de soepelheid van het zogenoemde dunne papier. De ongecoate papiersoorten hebben overwegend IIIb en IIId [met watermerk als IVb en IVd genoteerd], de gecoate papiersoorten meestal 'IIIb of 'IIId, m.a.w. de coating is aangebracht op de zeefzijde. Ook dit verschijnsel is algemeen en terug te vinden bij ondermeer de Nederlandse resp. Engelse zegels sinds 1960/61. De gecoate variant komt voor met zeer duidelijke glansdiagonalen -45/45 rond 1969. |
Copyright © Rein Bakhuizen van den Brink Last updated on 16 mei 2010 |