Na de vlinders van vorig jaar zijn de vlinders aan de beurt, met als laagste waarde de 70c Viltroos [Rosa villosa], vervolgens de 80c Madeliefje [Bellis perennis], en de 90c Bos vergeet-mij-nietje [Myosotis sylvatica]. Niet meer zo'n verrassing als vorig jaar nu ook weer een blokje met een enkel zegel van 160c met de Roggelelie [Lilium bulbiferum subsp. croceum ook wel bekend als Oranjelelie]. De zegels en het blokje verschijnen op 15 maart en zijn ontworpen door Catherine van der Eerden van Studio Dumbar in Den Haag onder gebruikmaking van foto's van Fred Bos uit Winterswijk. De namen van de bloemen zijn in een schrijfmachineletter waarbij soms de letters dicht op elkaar staan dan weer verder uit elkaar. B.v. binnen het woord "viltroos". |
Ook dit jaar is het bedreigd zijn van de natuur cq van de afgebeelde bloemen verschillend. Als we naar het aantal vindplaatsen kijken dan kunnen cijfers gegeven worden van 9 naar 1 [0], de zogenoemde Uurhok Frequentie Klasse [waarbij uurhok een oppervlak is van 5x5 km2 [tot 1950 5x4.16, waarbij 4.16 een derde is van 12.5 km], een afstand die binnen een uur te belopen is] . Zeer gewoon is 9, op slechts een paar plekken is 1, en 0 is niet aanwezig of uitgestorven. Niet alleen het huidige UFK cijfer telt ook het "cijfer" van een aantal jaren terug. Loopt het aantal vindplaatsen terug of niet? Daarnaast en sterk verbonden aan de UFK's is een "Rode Lijst" waarop 0 verdwenen betekent, 1 zeer sterk bedreigd, 2 sterk bedreigd, 3 bedreigd, 4 potentieel bedreigd, etc. [1] |
De roggelelie op het blokje afgebeeld is de enige van de vier planten die echt in de problemen is gekomen. Vóór 1853 was de roggelelie niet gemeld in Nederland, werd voor het eerst gevonden in Zuidlaren en verspreidde zich daarna over Drente en Groningen. Vóór 1950 slechts uit 14 uurhokken bekend, na 1950 nog maar uit 2 in Gelderland waar de roggelelie aan het eind van de jaren '70 niet meer voorkwam. [2] In de jaren '80 werd de roggelelie als uitgestorven beschouwd. In 1988 is de roggelelie op de Hondsrug teruggevonden en sindsdien nog op enkele plaatsen in Drente. [3] |
Van het oorspronkelijke idee dat de roggelelie vanuit de tuin als sierplant was verwilderd is men teruggekomen. De plant groeit voornamelijk in de bergen van midden en zuid Europa, maar ook het deel van Nederland waar de roggelelie voorkwam wordt thans beschouwd te behoren tot het originele verspreidingsgebied zij het aan de uiterste noordwestrand ervan. Aannemelijker is nu dat de wilde plant haar weg weg vond naar de tuinen en niet omgekeerd. [4] De roggelelie groeide voornamelijk in winterroggeakkers waarop elk jaar rogge werd verbouwd. De bollen zaten op ruim 15cm diep en bleven ongedeerd als het ploegen tot 10cm diep beperrkt bleef. Ten gevolge van wisselbouw en [het daarbij] dieper ploegen resp. het uitgraven van de bollen is de populatie van roggelelies zeer achteruitgegaan. |
De loketvellen De zegels zijn gedrukt in 4 kleuren rasterdiepdruk op de GOEBEL in dubbelvellen van 2x10x10. Gebruikt zijn de kleuren geel, magenta, blauw en zwart voor alle waarden. Telcijfers links 1-10 en rechts 10-1 in zwart. Paskruizen links en rechts naast rij 2 van het L-vel, en links en rechts van rij 9 van het R-vel. Alleen het modelvel van de 90c was zo krap schoongesneden dat daar praktisch niets meer van paskruizen te zien was, en ook de rechterrand van de 70c was schoongesneden. Modelvellen voor accoord getekend op 5 januari 1994 [80c], 10 januari 1994 [70c], en 11 januari 1994 [90c].. PTT ordernummers: 6435-6437 [6438 blok]. Van twee waarden [70, 90c] was het modelvel geperforeerd, van de 80c ongeperforeerd. Bij de modelvellen is het R-vel het bovenvel, het L-vel het benedenvel. "Artikelnummer 100260" onder zegels 91-92, "Aanvang verkoop: 15 MAART 1994" onder zegels 93-94 voor de 70c. De 80c en 90c hebben artikelnummers 100261 en 100262. |
In de bovenrand tussen L-vel en R-vel horizontale registerblokken in de kleuren:
Bij alle waarden een L/R met vier 1'en onder zegel 100, in de kleuren zwart [L/R], en de 1-en in geel, magenta, blauw, en zwart, van links naar rechts. |
Op de rechterrand bij het R-vel zitten van boven naar beneden lichter wordende balken opgebouwd uit een 7-tal blokjes: rij 3 alle kleuren, rij 5 zwart. Slechts bij de 80c op het modelvel zichtbaar. Was het bij de modelvellen al grotendeels het geval bij druk op de GOEBEL zijn deze balken later op de loketvellen helemaal niet meer terug te vinden omdat ze zijn schoongesneden. Verder geen velrandbijzonderheden gezien. De cijfers en letters van "100260" [- "100262"], de datum, en de drukvormnummers zijn afwijkend van de rest van de belettering en opgebouwd uit rechthoekige blokjes. Ze worden door de Hell-computer gegenereerd terwijl de rest standaard vaste tekst is. Het vel heeft scheerperforaat 14:12 3/4 25/16 tanden horizontaal/verticaal, en de zijranden met twee gaten doorlopend, de boven- en ondervelrand geheel doorlopend. Restantjes van de perforatiegaten zijn aan de gomzijde naar beneden toe omgeklapt. De drukrichting is B. |
De kleur zwart is heel fijn gerasterd met een min of meer 45/45 graden raster, de andere kleuren hebben een min of meer duidelijk liggende [magenta] of staand Wybertje [blauw] dat wat grover is. Geel heeft een vrij grof raster met iets steilere hoeken dan zwart. De indirecte methode [punten/mm horizontaal/verticaal] levert bij deze zegels het volgende op:
Het papier is fosforescent rasterdiepdrukpapier van Harrison and Sons, HS3 1630/7%, dat aan de beeldzijde onder UV-licht wit oplicht en nalicht [fosforesceert], aan de gomzijde niet wit oplicht en dof blijft. De papierrichting is ↕, het papierdoorzicht is: IIIp met glans -45/45. |
Het blok van 160c De blokjes zijn gedrukt in drukvellen ter grootte van 2 banen naast elkaar van 3x11 blokken in vierkleuren rasterdiepdruk op de GOEBEL in de kleuren: zwart, magenta, geel, en blauw De omgeving van het zegel van 160c is grotendeels oranje/rood, niet zo vreemd gezien de "oude" naam: Oranjelelie. Teksten in twee talen: in het Engels "Severely endangered wild Dutch flower", in het Nederlands "Sterk bedreigde Nederlandse wilde bloem". Zoals uit bovenstaande blijkt is dit te zwak uitgedrukt voor de roggelelie en [veel] te sterk voor de andere bloemen. De drie andere bloemen worden met hun latijnse namen genoemd waarbij de nederlandse driekleur is gebruikt: Rosa villosa in het rood, Bellis perennis wit uitgespaard, en Myosotis sylvatica in het blauw. De modelvellen zijn zeer schoongesneden. Geen paskruizen te zien evenmin als registerbalken. Modelvel van PTT ordernummer 6438 voor accoord getekend op 13 januari 1994. De cylinders zijn net als bij de loketvellen gegraveerd met een Helio Klischograph van R. Hell. De diagonalen van het raster maken een hoek van 50 graden bij de gele cylinder, van 30 graden bij de magenta cylinder, van 60 graden bij de blauwe en van 45 graden bij de zwarte. Het aantal rasterpunten tellend langs de zijranden levert op: 8/mm horizontaal en 7/mm verticaal bij geel, 7/mm horizontaal en 10/mm verticaal voor magenta, 10/mm horizontaal en 6.5/mm verticaal bij blauw, en 12/mm horizontaal en 15/mm verticaal bij zwart. De drukrichting voor het blok is: B. |
Voor de blokken zijn scheerperforaat gebruikt met formaat G = 14:12 3/4, 25 tanden horizontaal, 16 verticaal. Restantjes van de perforatiegaten zijn aan de gomzijde naar beneden toe omgeklapt. De tanding loopt binnen het blok vanuit het zegel niet door naar de randen. Tussen de twee banen van 3x11 blokken, een witte strook met daarin een van boven naar beneden een doorlopende grove tanding 8. Het papier is fosforescent rasterdiepdrukpapier van Harrison and Sons, HS 1630/7%, dat onder UV-licht aan de beeldzijde wit oplicht en nalicht [fosforesceert] en aan de gomzijde niet oplicht en dof blijft. De gom is door Joh. Enschedé aangebracht: D2b. Het papierdoorzicht is IIIp ↕ met glansdiagonalen -45/45. geraadpleegde bronnen:
|