StartPapier-onderzoek - Paper researchPapierdoorzicht - klassieke bindingenDoorzicht - multiplexe bindingen

Doorzicht - moderne bindingen

Het gebruik van kunststof zeven in de papierfabricage vinden we voor het eerst terug in de doorzichten bij het papier van de Engelse leverancier Harrison and Sons. Werden praktische alle zegels van Groot Britannië sinds 1967 op papier van Harrison gedrukt, ook het gros van de Nederlandse zegels sinds 1971 is op hun papier gedrukt. Doorzicht-varianten die we bij Groot Brittanië tegenkwamen verschenen al zeer snel daarna ook bij Nederlandse postzegels.

Het eerste papier van Harrison vertoonde nog de bekende keper-bindingen. Bij dichtheden (aantal verticale/horizontale lijnen per horizontale/verticale strekkende cm) van 30 resp. 18 horen diagonalen met hoeken: -60, 73, en 40 graden, en deze stelsels diagonalen hebben diagonaaldichtheden [aantal diagonaal-lijnen per strekkende cm loodrecht op de diagonalen] van 12, 21, 16.

Ze komen voor al of niet gespiegeld ten opzichte van de papierrichting. De diagonaal van 40 graden komt meestal niet door. Bij dichtheden van 24 resp. 20 hebben de diagonalen de hoeken: -50, 67, en 31, en diagonaaldichtheden van 10, 17, 16.

III+
In bepaalde gevallen komen slechts de diagonalen -31 en 50 door, soms alleen -31. Hier gebruiken we de notatie III+.
IIIr
Er is ook een speciale variant van IIIb waarbij de horizontale, iets naar rechts aflopende lijnen zo pregnant zijn dat we ons kunnen afvragen of deze 'ribbel' niet apart is aangebracht. Ondanks de ribbel zijn de diagonalen gelijk bij IIIb goed zichtbaar. We hanteren de notatie: IIIr. De ribbel is duidelijk voelbaar.

Voor alle duidelijkheid: III+ en IIIr vinden we alleen bij papier van Harrison and Sons, en niet alleen bij zegels van Nederland, maar ook bij andere drukkers van postzegels die het Harrison papier gebruiken.


Tot in de 50-er jaren zijn bij de Nederlandse zegels de horizontale lijnen, en de diagonalen voornamelijk aan de gomzijde zichtbaar. Zodra in de jaren ´50 papier met een coating ingevoerd werd bleek het papier te zijn waarbij de coating was aangebracht aan de zeefzijde. Pas met de invoering van het Harrison papier in 1971 wordt de zeefzijde weer in het algemeen de gomzijde.

Rond 1970 zien we bij het Harrison papier een doorzicht dat niet afkomstig kan zijn van de eerder bekende weefsel-bindingen. Vermoedelijk afkomstig van een nogal complexe binding met kunststof gaas. De diagonalen zijn min of meer symmetrisch met hoeken van circa -30 … 40 en +30 … 40 graden. De dichtheid van de verticale draden - voorzover te meten - ligt over het algemeen vrij hoog 30-36 per horizontale cm. Soms verschijnen naast deze diagonalen ook nog veel steiler diagonalen: -70 en +70 graden.

IIIa
de notatie IIIa wordt gebruikt om aan te geven dat het om doorzicht III gaat, met de 'a' van alternerend. Het alternerende vanwege de typische eigenschap dat de horizontale draden in doorzicht goed te zien blijken maar bovendien ook nog eens om en om duidelijker er uit springen.

IIIs
in papier waarbij geen of praktisch geen doorzicht te constateren is, zijn soms zeer steile (vandaar de 's' ) diagonalen te vinden. Vervelend genoeg zijn naast deze steile diagonalen ook soms nog de diagonalen als bij IIIa te vinden. Nog vervelender als diagonalen en doorzicht op IIIa wijzen maar tevens een of twee steile diagonalen te zien zijn.


IIIo
de diagonalen zijn minder duidelijk als bij IIIa, de hoeken wijken erg af van die onder IIIa: -56 en +42. In doorzicht, althans van de gomzijde, is er geen structuur te zien. De gomzijde voelt ook zeer glad aan. Aan de voorzijde echter is altijd de diagonaal -30 in doorzicht te zien!! De eenvoudige verklaring hiervoor is dat de diagonalen die we aan de gomzijde waarnemen glansdiagonalen zijn omdat bij hoge uitzondering de zeefzijde hier aan de beeldzijde zit. In feite gaat het hier om ´III+!! Voorbeelden:
1975
Juliana Regina 35, 50, 60, 90c; postzegelboekje 19a; Amsterdam 700 jaar 35c
1977
Zomer 40, 55, 75c

´IIIs?
Bij 1977 Waterloopkundig Laboratorium heeft een deel van de oplage de kenmerken van IIIo: de diagonalen -55/40 aan de gomzijde echter zonder dat de -30 diagonaal aan de beeldzijde zichtbaar is. De rest van de oplaag heeft IIIs.
IIIb
qua weefselstructuur hetzelfde als de IIIb van de keper-binding echter met een grovere dichtheid, duidelijke horizontale lijnen aan de zeefzijde, en [zie ook 1.3.2] met zeer grove glansdiagonalen -70/20 resp. 0/90 aan de keerzijde [=beeldzijde]. Behalve bij Nederlandse zegels ook algemeen bij Groot Brittanië en België [Harrison papier] in dezelfde periode.


Copyright © Printing Matters (Contact Rein Bakhuizen van den Brink)
Laatst gewijzigd op 26 februari 2017

StartPapier-onderzoek - Paper researchPapierdoorzicht - klassieke bindingenDoorzicht - multiplexe bindingen