Aanvankelijk werd vrij dik offsetpapier [70gr], later dunner [62 en 65gr] rasterdiepdrukpapier met een duidelijk papierdoorzicht gebruikt. In de jaren '50 was de papiersituatie moeilijk. In 1950 werd een iets dikker papier, zonder goed zichtbare structuur en ongelijkmatig werkend gebruikt [Verschuur's A en B]. In 1951 tijdelijk een perkamentachtig dunnere maar hardere papiersoort [Verschuur C], en rond 1957 een zeer dunne soort. Deze indeling uit de 50-er jaren is thans te grof, zeker met nu bekende technieken. De papierindeling nu houdt rekening met: |
Voor de papiercontrole worden knippen gebruikt die sterk aan de Nederlandse doen denken. |