Los van alle politieke schermutselingen omtrent de aanmaak overbrenging was men in Haarlem ook niet stil blijven zitten. Het verwijt zoals o.a. in de Java-Bode [1928] dat de ontwerpen voor indische zegels verwaarloosd waren, werd beantwoord met de uitgifte van de emissie Jeugdzorg naar in Indiëvervaardigde ontwerpen. P. van Reyen maakt in zijn artikel echter zeer aannemelijk dat de tekeningen zijn afgekeken van het Droste Cacao album Indië. Deze serie, uitgevoerd in rasterdiepdruk, en te daarop volgende hadden de nodige goodwill te kweken in Indië. In 1931 volgde de Witte Kruis serie, ontwerp ir. A.R.M. Kreisler te Bandoeng, uitgevoerd in plaatdruk. In 1932 volgde de Leger des Heils-zegels, in rasterdiepdruk naar ontwerp van Mas Pirngadi, en in 1933 de AMVJ-zegels, in rasterdiepdruk naar ontwerp van F.A. Wagner te Bandoeng. Eind 1931 was men al begonnen met de voorbereiding van de [twee-ledige] frankeerserie naar ontwerp van ir. A.R.M. Kreisler. Offset was in een vroeg stadium nog wel geprobeerd echter de uiteindelijke zegels zouden verschijnen in rasterdiepdruk voor alle waarden! [het principe van plaatdruk voor de 50c en hoger was kennelijk inmiddels vervallen]. |
Volgens Kreisler was er voor deze serie een prijsvraag uitgeschreven, door hem gewonnen, en was er ook discussie geweest over waar de zegels gedrukt moest worden en dat de uiteindelijke keus hem niet in dank is afgenomen. Dat moet haast wel uitgelegd worden als een voorkeur voor Joh. Enschedé in plaats van bij de Topografische Dienst. Tegen deze achtergrond moeten de meldingen van enkele proeven Kreisler gezien worden die zouden zijn gedrukt bij de Topografische Dienst, en ook het bestaan van proeven voor de AMVJ serie van 1932 die aan de Top. Dienst worden toegeschreven zonder dat vergelijkbare proeven van Joh. Enschedé bekend zijn. In het jaarverslag van de Topografische Dienst is van deze activiteiten niets terug te vinden. Bij het Memorie van Antwoord op de PTT-begroting is sprake van aangezien de overbrenging naar Indiëvan de aanmaak van postwaarden een directe uitgave van fl. 20.000 zou vorderen, terwijl geenszins vaststaat dat deze aanmaak zelf hier te lande minder zou kosten dan in Nederland kan de Regering voorshands geen aanleiding vinden deze aangelegenheid onder de aandacht van de pas opgetreden Min. van Koloniën te brengen. |