Papier heeft zowel een dikte als een gewicht. De dikte van papier varieert van 0.02 tot 0.10 mm, het gewicht wordt meestal uitgedrukt in gram per m2 en ligt voor postzegelpapier tussen de 60 en 100 gr/m2. Voor geheel andere toepassingen kan het papier een categorie gewicht hebben, zoals bijvoorbeeld:
|
Er is geen 1-1-duidig verband tussen het gewicht en de dikte. Papier van gelijk gewicht kan verschillend dik zijn afhankelijk van de opdikking: van de samenstelling, de toevoeging van vulstoffen, de maling [en dus de fijnheid van de vezels] en het satineren [het naderhand oppoetsen van het papieroppervlak]. Espartocelstof bijvoorbeeld bevordert de opdikking, eveneens een grove maling van de vezels. |
Nog twee andere papiereigenschappen beinvloeden sterk het idee van met dik of dun papier te doen te hebben:
|
Bij de Nederlandse permanente zegels uit de periode 1935-37 vinden we eerst een 'ruwe' gomzijde, daarna een 'gladde'. De ruwe heeft de zeefzijde aan de ogmzijde, de gladde heeft de zeefzijde aan de beeldzijde zit. Ook later zal de gladheid aan de gomzijde een indicatie blijken te zijn voor het gegeven dat de gomzijde de viltzijde is. Bij postzegels die nog gom dragen [postfris maar ook soms nog gebruikte zegels] moet rekenen worden gehouden met het effect van de gom. Ook de coating speelt mee. |