Klussendorf-zegels Eindelijk is het zo ver. Na jaren van lobby'en door de leveranciers en het uit de boom kijken door de PTT de eerste Nederlandse frankeerzegel met instelbare waarde. Op 22 augustus verschijnt het zegel, over de benaming verderop, uit automaten opgesteld in Delft, Gouda, Den Haag [Kerkplein], Den Bosch, Rotterdam [Coolsingel] en Veenendaal. Uit de concurrentie tussen de leveranciers FRAMA en Klussendorf, is de laatste met als voorbeelden West Duitsland, West-Berlijn en Turkije, als overwinnaar te voorschijn gekomen. Het heeft de PTT er alles aan gelegen om zoveel mogelijk de uiterlijke verschijning van een postzegel te benaderen. FRAMA, met een afdruk die nog zeer sterk doet denken aan de [rood]frankeermachines en kassabonnen, kon haast niet anders dan de strijd verliezen. Niet alleen het uiterlijk van de afdruk, maar ook de mogelijkheid postzegelpapier te gebruiken heeft ten voordele van Klussendorf uitgepakt. |
Het resultaat is een fleurig zegel, geel, blauw en rood, gedrukt in 3-kleuren rasterdiepdruk op de GOEBEL-pers. De groene driehoek is een menging van blauw en geel. Geel verder te vinden in de trap linksboven, blauw in het vlechtwerk, de kleine blokjes en het woord Nederland. De rest is rood. Alle cylinders hebben raster 125. Het ontwerp is van PTT Nederland Kunst en Vormgeving, de afmetingen zijn36x19.5mm beeld, en 43x25.5mm zegel. De zegels worden geleverd in rollen van 2000 stuks, op de rugzijde genummerd om de 5, met een 4-tallig inkjet nummer [basis naar links], type L4. Het buitenste nummer op de rol heeft nummer 2000, meer naar binnen toe 1995, 1990 etc. |
Het GZV-artikel-nummer is: 101199. De cylinder is 2x5x20 zegels groot, met 2 banen naast elkaar van 5x20. Randverschijnselen op de linker-, midden-, en rechter-rand. Voor de beschrijving wordt uitgegaan van het modelvel dat voor accoord was getekend op 9 juni. Links naast de rijen 3/6, drie aaneengesloten paskruizen, rechts idem naast de rijen 3/5. Links een naar links open [zonder staander] ladder, rechts idem naar rechts open. Op de middenbaan een gesloten ladder. Treden tussen de rijen 4/5, 9/10, enzovoorts om de 5 zegels. De ladders vertonen een korte onderbreking tusssen de rijen 13/14. Op de middenbaan naast de rijen 15/16 een schuine rode registerbalk, naast 16/17 een rood horizontale, naast 17 een gele, naast 18 weer een rode, en naast 19 een blauwe. |
Op deze in rood uitgevoerde ladders bevindt zich de steun-perforatie, 85 pennen tussen 2 treden = 127.5mm => 1.5mm hart op hart, ofwel 13 1/3, ter hoogte van de treden 1 pen opzij, en 4 pennen opzij langs de tree. Tussen de zegels horizontaal twee gaten ten behoeve van het transport in de automaat. Alle perforaties aangebracht met een speciaal daarvoor gemaakte scheerperforaat-trommel. De enig aanwezige tanding bevindt zich op de velranden, de zegels zelf zijn ongetand en wel 4-zijdig! Horizontaal worden ze in de automaten ter hoogte van de transport-gaten gesneden. Paren of strippen kunnen niet voorkomen. Het papier is rasterdiepdrukpapier HS3 16307%, dat aan de beeldzijde onder UV-licht wit oplicht en nalicht [fosforesceert], aan de gomzijde wit oplicht doch niet nalicht [fluoresceert]. Het papierdoorzicht is IIIp, glansdiagonalen: -70/30 graden. De papierrichting loopt in de dwarsrichting van het zegel, met de rol mee: ↕ . De gom is door Joh. Enschede' aangebracht: D2b. |
De door de PTT-Post gehanteerd benaming voor deze zegels is "automaatstrook". Houdewind schrijft [NMPh 1989 p. 389] dat de term "automaatzegel" gelukkig niet gebruikt is omdat dat slechts verwarring kan geven met de rolzegels uit de automaat. Toch ligt dit niet zo simpel. Of het ding een zegel, vignet of strook zou moeten heten is minder interessant dan de vaststelling dat het gaat om iets waarmee post gefrankeerd kan worden, waarbij vooruit aan de PTT betaald is, en dat niet nog dezelfde dag gebruikt moet worden. Gemakshalve noemen we zo'n ding een "frankeerzegel". Qua uitvoering bestaan dan tot dus ver 3 soorten frankeerzegel:
Tot de derde categorie behoren de zegels zonder waarde-aanduiding van Israel [zie NMPh 1989 p. 421-422]. |
De eerste en derde categorie frankeerzegels hebben nooit aanleiding gegeven tot discussie over verzamelwaardigheid, hoe te catalogiseren e.d. Waarom wel bij de tweede categorie? Is het vanuit het frankeringsoogpunt gezien relevant of bij aankoop van een zegel van 75c, dit zegel uit een vel of een rol met alleen 75c zegels wordt gescheurd? Of dat een vel zou zijn ingedeeld met een bovenste rij 10c, de volgende rij 25c, etc., en de onderste met 7.00? Bij een Klussendorf-zegel is de 75c in principe net zo verschillend van de 7.00 als dat bij de Beatrix-zegels het geval is. Bij de Beatrix is er ondermeer nog een kleur-verschil, maar bij bijvoorbeeld de Hongaarse zegels van 1946 is het enige verschil een zwart cijfertje aangebracht in een aparte drukgang, met een ander druk-procede, op een basis-druk die voor alle waarden het zelfde was. Dichter bij huis hoeven we slechts naar de port-zegels van Nederland en O.G. te kijken van voor 1912. |
Kortom er verschijnt een nieuwe frankeer-serie met vooralsnog 14 verschillende waarden, de NVPH kan alvast zo'n 25 catalogus-nummers reserveren, die parallel gebruikt gaat worden naast de Crouwel- en Beatrix-zegels. De waarden zijn: 55, 65, 75c, fl. 1.00, 1.20, 1.30, 1.40, 1.50, 2.25, 2.50, 4.50, 5.00, 5.50 en 7.00. Wat deze nominale waarden betreft kun je afvragen waarom een 1.40 als die er juist bij de Beatrix is uitgehaald. En waarvoor een 1.30, 2.25, 4.50 en 5.50? De 1.30 voor luchtpostbrieven, de 2.25 voor een zwaardere brief binnenland en de 4.50, 5.50 en 7.00 voor pakjes. In de Bonds-republiek was voor de invoering van de Klussendorf al jaren ervaring met speciaal uitgevoerde [afwijkende van die aan de loket verkrijgbare] frankeer-series voor gebruik in automaten, vervaardigd in rollen. |
Bij de Klussendorf-zegels gaat het om zegels vervaardigd in rollen, het zijn dus rol-zegels, ze zijn bestemd voor gebruik uit automaten, dus automaat-zegels. Jammer voor Houdewind! De Duitse automaten geven aan dat gaat om "Briefmarken" ofwel "postzegels". De Nederlandse verzamelaar c.q. de georganiseerde filatelie zou consequent moeten zijn en deze zegels gewoon, met alle waarde-aanduidingen, moeten opnemen in z'n collectie c.q. catalogus, net als de Beatrix-zegels of de te verschijnen Cour Internationale de Justice-zegels, of niet. Bezorgdheid over de financiele gevolgen van deze emissie voor de filatelist is op z'n plaats, maar mag geen reden zijn om de zegels in een apart vakje te duwen, een "andere" verzamelwaardigheid op te spelden. Hopelijk is de Nederlandse filatelie, met ruim een eeuw ervaring, daar wijs genoeg voor. Er zal een gat in de portemenee vallen, maar dat is bij elke [langlopende] frankeer-series het geval geweest. Niemand nu volstaat toch met het verzamelen van slechts 3 waarden Veth [5, 6, en 7 1/2c?] of Juliana Regina [30, 35 en 40c?]. |