Speciale Catalogus Katalogus betekent in het Grieks niets meer dan een lijst, opsomming (van het werkwoord: katalego=opsommen, opnoemen). Een lijst van dingen, 'items', in ons geval postzegels. Bij een lijst hoeven de items niet verschillend te zijn, bij een postzegelkatalogus zijn de items op een of andere wijze verschillend. Wat maakt de zegels verschillend? Hoe zijn ze te onderscheiden? Zijn er bepaalde onderscheidingskriteria? De twee meest voor de handliggende kriteria zijn:
|
Er kunnen ook wetenswaardigheden zijn, leuk om te weten:
Eigenlijk zijn deze gegevens niet slechts voor de aardigheid, ze zijn nodig om een structuur (soort zegels, chronologische volgorde, volgorde van nominale waarde) aan te brengen in de katalogus. Kortom: 2 onderscheidingskriteria plus 3 soorten wetenswaardigheden vormen het minimum vereiste voor een postzegelkatalogus. Elke lijst die méér biedt, zou zich al kunnen tooien met een toevoeging speciaal, officiëel of iets dergelijks. In de zin dat aan de belangstellende verzamelaar méér onderscheidingskriteria, méér wetenswaardigheden geboden worden of dat deze worden uitgediept. |
Bij de 43e editie van de Speciale Catalogus van de Postzegels van Nederland en Overzeese Rijksdelen, 50 jaar na het verschijnen van de 1e editie, wordt net als bij de voorgaande edities de opzet vaag gehouden. Laten we nagaan, slechts bij de zegels van Nederland en de stempels ook buiten beschouwing latend, welke onderscheidingskriteria de Speciale Catalogus hanteert, en hoe consequent dat gebeurt. Verder welke wetenswaardigheden we standaard mogen verwachten. Bijna alle zegels zijn in kleur afgebeeld. Als binnen een serie slechts kleur en waardeaanduiding verschillen, wordt maar één representant afgebeeld. Helaas niet consequent:
|
Waarom worden de beide Beatrix zegels niet netals de beide 400jaar Nederlandse Vlag zegels: 20 en 25c, bij elkaar gezet? Ook hier toch een tariefsverhoging welke de waardeverandering nodig maakte? De kleuren worden nog eens apart benoemd. Zodra echter méér dan één kleur gebruikt is, wordt de voorkeur gegeven aan de term meerkleurig. Consequent hierin is de Speciale Catalogus niet:
|
Kleurnuances worden t/m de Bontkraag-serie (1898) weleens apart opgevoerd met een sub-nummer, later niet meer. In enkele gevallen zelfs opgeblazen tot hoofdnummer:
Variaties in afbeelding/tekening weleens apart als sub-nummer:
|
In enkele gevallen zelfs opgeblazen tot hoofdnummer:
De verschillen in tekening bij de 25c Juliana Regina vinden we ook terug bij de 1 gld 25 Juliana Regina. [zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1982 pagina 803]. Deze krijgen noch een hoofdnummer noch een sub-nummer! |
De bijna 1300 hoofdnummers van Nederland zijn verschillend. De blokken en stroken omvattende zegels, die ook apart vermeld zijn, krijgen vanaf 1965 wel een hoofdnummer, daarvóór [1942 Legioenblokken] niet? Welke andere kriteria worden bij de hoofdnummering gebruikt?
|
c: volledig getand niet of onvolledig getand Bij de 5 en 10c Bontkraag krijgen getand en ongetand verschillende hoofdnummers [nrs 60 en 82 resp. 81 en 83]. Niet geheel alzijdig getande zegels krijgen of een afzonderlijke opstelling (zegel uit automaatboekjes , de zgn. roltanding), of slechts een sub-nummer (2-zijdig getand rolzegels, al of niet met onderbroken perforatie: Amsterdam 700 jaar 30 en 35c, Energie, Verkiezingen, Crouwel, Beatrix Regina, en de zegels uit het Rode Kruis-boekje). Waarom dit verschil in behandeling? Dat vanwege het voorkomen in combinaties met andere waarden van zegels uit automaatboekjes, en het ook willen opnemen van de combinaties voor een aparte opstelling is gekozen is te begrijpen. De 4 soorten roltanding (2-zijdig, 3-gaats, 4-gaats, hoek-) kunnen toch net als de 2-zijdig getande rolzegels met een a-, b-, c-, of d-nummer worden ondergebracht bij de hoofdopstelling? Of maak anders een aparte opstelling voor deze rolzegels, en splits ook de doorlopende en onderbroken horizontale perforatie uit bij de 30c A'dam 700 jaar. |
Het Rode Kruis-boekje wordt ten onrechte een automaatboekje genoemd. De wijze van aanmaak overigens wel net als de echte automaatboekjes. Vanwege de toeslag: f 3,- + f 2,- wat onpraktisch in de automaat, dus niet. Waarom is er voor de combinaties uit de boekjes 27, 28 en 29 niet gewoon doorgenummerd? d: met watermerk zonder watermerk De Veth- en Lebeau-serie, de 4 en 8c van Krimpen, de 12c Juliana en profil, en de 1967 Europa serie komen zowel met als zonder watermerk voor, en krijgen dan afzonderlijke hoofdnummers. |
De volgende onderscheidingskriteria dienen hooguit voor sub-nummering:
e: perforatiemaat Consequent als kriterium gehanteerd, als wetenswaardigheid overal vermeld doch niet altijd even correct:
Bij de Crouwel-serie wordt als perforaat: kamtanding/scheerperforatie opgegeven. De term scheerperforaat (zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1982 pag. ) wordt nergens verklaard. Zoals in het oktober-nummer van 1984 is geschreven, is scheerperforaat nog niet gebruikt voor de 40 en 50c. Bij de andere waarden hebben de Regina-drukken kamtanding, en de Chambon-drukken scheerperforatie. |
f: fosforescent niet-fosforescent Als kriterium gehanteerd bij de 5c v.Krimpen, enkele waarden Juliana en profil: daar een sub-nummer, bij de 1967 Europa zegels een hoofdnummer vanwege het gelijktijdige watermerk-kriterium. Maar bij de guldenswaarden Juliana Regina slechts een vermelding!! Papierschaarste in 1981 is te ongeloofwaardig, de problemen van het Van Gelder Concern en het willen gebruiken van fosforescent papier voor alle postzegels zullen een grotere rol gespeeld hebben. g: gecoat niet-gecoat Als kriterium niet gebruikt, althans niet apart wel in samenhang met het vorige kriterium. Immers de 5c van Krimpen en de Juliana en profil zonder fosfor zijn ongecoat, en die met fosfor zijn gecoat. Alle fosforescente zegels hebben trouwens een coating. De niet-fosforescente 1967 Europa en de Guldenswaarden Juliana Regina hadden al een coating. De term gecoucheerd wordt bij enkele series in de 50-er en 60-er jaren gebruikt, de opsomming is niet compleet en onjuist. Alle bijzondere uitgiften sinds 1967 hebben een coating - al of niet fosforescent - . Een overzicht van de zegels tussen 1953 en 1967 met coating wordt in de nabije toekomst gegeven. De Cour Int. de Justice serie van 1951 heeft 3 waarden: de 2, 4, en 5c die bestaan op zowel papier zonder coating [1951 oplage 2 en 4c, 1953 5c] als op papier met coating [1974 oplage]. De aanvullingswaarden 40, 45 , 50c van 1977 bestaan uitsluitend op gecoat papier. [Zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1979 pagina's 469-471] |
h: papierrichting Alleen als kriterium gebruikt bij het papier met watermerk. Zie o.a. Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1983 pagina 722. i: drukmethode Als kriterium in het geheel niet gebruikt, ten onrechte aangezien bij de Lebeau-serie de 1, 1 1/2 , 2, 2 1/2 , 3 en 4c zowel gedrukt in offset als gedrukt in rasterdiepdruk bestaan. Zie NMP 1982 pag. De 2 1/2 c in rasterdiepdruk heeft wel een apart hoofdnummer, doch dat op grond van het kleurnuance-verschil! Als wetenswaardigheid wordt het drukprocedé overal vermeld, toch niet steeds correct:
|
Wetenswaardigheden die min of meer standaard extra vermeld worden:
4-Voorstelling Behalve te zien aan de afbeelding en apart omschreven, met ingang van deze editie ook m.b.v. een personen- en zakenregister op te zoeken. 6-Ontwerper Ook hier voor het eerst een ontwerpers-register. Uitstekend om na te gaan of de René van Raalten van de 1981 45c PTT en de R. van Raalte van de 1983 ANWB niet misschien dezelfde persoon is. Waarom is Wim Crouwel nu eens W. Crouwel en dan weer prof. Wim Crouwel? |
7-Drukker De drukker is op enkele uitzonderingen na: 1852 en deel 1864 de Munt; 1944 "Bevrijding" Bradbury, Wilkinson and Co, steeds Joh. Enschedé en Zonen. 8-Oplage/Verkocht Van de bijzondere uitgiften zonder toeslag worden i.h.a de oplagen(=aantal gaaf door de drukker afgeleverd, sinds 1972 meestal =aantal besteld) vermeld, van die met toeslag de verkochte aantallen. Bij de langlopende series of oplage of verkocht of wel allebei. Het is mogelijk om van de PTT van alle reeds lang buiten omloop zijnde zegels behalve de oplage(=aantal gaaf door de drukker afgeleverd) ook de aantal door de PTT verkocht (=aantal verstrekt aan de kantoren - aantal retour gestuurd) te krijgen. |
9-Velgrootte De velgrootte wordt voor de zegels tot 1923 opgegeven daarna slechts incidenteel: 1923 Jubileum, 1943 Symbolen en Zeehelden, 1952 ITEP, 1974 Milieu, 1976 Amphilex 55c. De aanname dat we bij de andere zegels misschien gewoon te maken hebben met een velgrootte van 10x10=100 is fout! Ik kom er t.z.t. op terug. Zonder meer fout is de velgrootte bij de portzegels van 1947: moet zijn: 10x10. 10-Plaatnummers De identificatie-nummers van de drukvormen voor plaatdruk: zgn. plaatnummers worden in tegenstelling tot die voor boekdruk, offset of rasterdiepdruk opgenomen. Althans voor de zegels t/m de hoge waarden Veth [1926]. De plaatnummers van de nadien gedrukte zegels in plaatdruk blijven onvermeld? Waarom? Leest de redactie-commissie het Maandblad niet? |
Besluit De mate van specialisatie bij de Nederlandse zegels is met deze analyse van de Speciale Catalogus aan de oppervlakte gekomen. Wat voor de een uiterst oppervlakkig is, gaat voor de ander veel te ver. De Speciale Catalogus heeft deze graad van specialisatie, het zij zo. Wel heeft de redactie-commissie de schone taak in het komende jaar de misschien niet zo vele doch zeer hardnekkige onjuistheden [want vaak vanaf de datum van uitgifte] weg te werken en te pogen de inconsequenties op te heffen. |