Speciale Catalogus Katalogus betekent in het Grieks niets meer dan een lijst, opsomming (van het werkwoord: katalego=opsommen, opnoemen). Een lijst van dingen, 'items', in ons geval postzegels. Bij een lijst hoeven de items niet verschillend te zijn, bij een postzegelkatalogus zijn de items op een of andere wijze verschillend. Wat maakt de zegels verschillend? Hoe zijn ze te onderscheiden? Zijn er bepaalde onderscheidingskriteria? De twee meest voor de handliggende kriteria zijn:
|
Er kunnen ook wetenswaardigheden zijn, leuk om te weten:
Eigenlijk zijn deze gegevens niet slechts voor de aardigheid, ze zijn nodig om een structuur (soort zegels, chronologische volgorde, volgorde van nominale waarde) aan te brengen in de katalogus. Kortom: 2 onderscheidingskriteria plus 3 soorten wetenswaardigheden vormen het minimum vereiste voor een postzegelkatalogus. Elke lijst die meer biedt, zou zich al kunnen tooien met een toevoeging speciaal, officiëel of iets dergelijks. In de zin dat aan de belangstellende verzamelaar méér onderscheidingskriteria, méér wetenswaardigheden geboden worden of dat deze worden uitgediept. |
Bij de 45e editie van de Speciale Catalogus van de Postzegels van Nederland en Overzeese Rijksdelen, wordt net als bij de voorgaande edities de opzet vaag gehouden. Laten we nagaan, de prijsstelling [hierover kan een apart artikel geschreven worden] en de stempels buiten beschouwing latend, welke onderscheidingskriteria de Speciale Catalogus hanteert, wanneer hoofdnummers dan wel sub-nummers worden uitgedeeld en hoe consequent dat gebeurt. Verder welke wetenswaardigheden we standaard mogen verwachten. Illustraties Bijna alle zegels zijn in kleur afgebeeld. Als binnen een serie slechts kleur en waardeaanduiding verschillen, wordt maar één vertegenwoordiger afgebeeld. Alleen niet consequent: Nederland
|
Is uit de afbeelding van de 25c Juliana Regina op te maken wat het verschil in tekening is? Waarom worden de beide Beatrix zegels niet net als de beide 400jaar Nederlandse Vlag zegels [20 en 25c], bij elkaar gezet? Ook hier toch een tariefsverhoging welke de waardeverandering nodig maakte. Nederlandsch Indie
Indonesia
Nederlands Nieuw Guinea
|
Curacao
Nederlands Antillen
|
a: kleur/nuance Kleuren worden nog eens apart benoemd. Zodra echter méér dan twee kleuren gebruikt zijn, wordt de voorkeur gegeven aan de term meerkleurig. Consequent hierin is de Speciale Catalogus niet. Zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1984 pagina's 818-819. Bij 1981 Koningin Beatrix ontwerp Struycken wordt één kleur aangegeven terwijl er toch duidelijk een tweede kleur is. Ook bij de overzeese gebieden wordt aan meerkleurig de voorkeur gegeven. |
Bij sommige zegels staat het aantal kleuren verkeerd: Ned.Nieuw Guinea
(!font_0 |
Ned.Antillen
(!font_0 |
Kleurnuances en nummering Nederland Kleurnuances worden t/m de Bontkraag-serie (1898) weleens apart opgevoerd met een sub-nummer, later niet meer. In enkele gevallen zelfs opgeblazen tot hoofdnummer:
Bij zowel de 2 1/2c Lebeau als de 25c Juliana Regina spelen verschillen in tekening en/of drukprocede een veel belangrijker rol. |
Nederlandsch Indië Hoofdnummers krijgen:
En vanwege de papierkleur:
|
Subnummers halen slechts:
|
Curacao Hier slechts subnummers:
Suriname Eveneens slechts subnummers:
Wat bij vergelijking met de cijferseries van Curacao en Suriname opvalt is dat bij de gelijktijdige serie van Nederlandsch Indië van 1912 de kleurnuances niet vermeld worden. |
b: afbeelding/tekening/type Variaties in afbeelding/tekening weleens apart als sub-nummer:
In enkele gevallen zelfs opgeblazen tot hoofdnummer:
|
De verschillen in tekening bij de 25c Juliana Regina vinden we ook terug bij de 1 gld 25 Juliana Regina. [zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1985 pagina 271]. Deze krijgen noch een hoofdnummer noch een sub-nummer! De typen bij de 2 1/2c Lebeau resp. bij de 2 1/2c Symbolen worden niet erkend [zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1985 pagina's 622-623]. De blokken en stroken omvattende zegels, die ook apart vermeld zijn, krijgen vanaf 1965 wel een hoofdnummer, daarvóór [1942 Legioenblokken] niet? Aparte hoofdnummers sinds de vorige editie ook voor de postzegelboekjes 29, 30 en 31. De francofiele kreet carnet in plaats van postzegelboekje is nog steeds niet losgelaten. |
Overzeese gebiedsdelen Variatie in tekening/type vinden we meestal bij de zegels met een locaal aangebrachte opdruk. De lange aanvoerlijn tussen Moederland en Kolonie maakte het vaak noodzakelijk voorraden zegels van minder courante waarden te voorzien van een andere waardeaanduiding. De druktechnische omstandigheden zullen niet altijd even ideaal geweest zijn. Persoonlijke spreekt deze variatie in afbeelding me totaal niet aan, anderen raken er door in extase. Wat meer intrinsikere tekening/type-verschillen vinden we bij: Nederlandsch Indie
|
Suriname
Nederlands Nieuw Guinea
|
3-Periode van verkrijgbaarheid en gebruik Als bij langlopende emissies aanvullingswaarden verschijnen, ontbreekt meestal de vermelding van het jaar van uitgifte. Bij de Nederlandse zegels tot 1924 wordt het jaar van uitgifte nog vrij vaak vermeld. Daarna nog maar zeer incidenteel. Bij de Nederlandsch Indische zegels tot 1912 wordt het jaar van uitgifte nog vrij vaak vermeld, bij Curacao en Suriname niet of zeer incidenteel. Na 1912 lijkt het eerder regel afwijkende jaren van uitgiften bij de afzonderlijke waarden niet te vermelden. Is het niet mogelijk dat uit de eveneens door de NVPH uitgegeven catalogus Eerste Dagen deze summiere informatie wordt gedestilleerd? |
Welke andere kriteria worden bij de hoofdnummering gebruikt? c: volledig getand niet of onvolledig getand Nederland Bij de 5 en 10c Bontkraag krijgen getand en ongetand verschillende hoofdnummers [nrs 60 en 82 resp. 81 en 83]. Niet geheel alzijdig getande zegels krijgen of een afzonderlijke opstelling (zegels uit automaatboekjes, de zogenaamde roltanding), of slechts een sub-nummer (2-zijdig getand rolzegels, al of niet met onderbroken perforatie: Amsterdam 700 jaar 30 en 35c, Energie, Verkiezingen, Crouwel, Beatrix Regina). Waarom dit verschil in behandeling? Dat vanwege het voorkomen in combinaties met andere waarden van zegels uit automaatboekjes, en het ook willen opnemen van de combinaties voor een aparte opstelling is gekozen is te begrijpen. De vier soorten roltanding (2-zijdig, 3-gaats, 4-gaats, hoek-) kunnen toch net als de 2-zijdig getande rolzegels met een a-, b-, c-, of d-nummer worden ondergebracht bij de hoofdopstelling? Of maak anders een aparte opstelling voor deze rolzegels, en splits ook de doorlopende en onderbroken horizontale perforatie uit bij de 30c Amsterdam 700 jaar. |
Nederlandsch Indië 1864 resp. 1868 hoofdnummers voor de 10c ongetand resp. getand. Overigens wordt de tanding aangegeven met 12 1/2:12 terwijl dezelfde tanding bij de Nederlandse zegels [emissie 1864] als 12 3/4:11 3/4 genoteerd wordt! Ned.Antillen De zegels uit postzegelboekjes [hier overigens geen carnets genoemd] krijgen of een eigen hoofdnummer:
|
of worden afgedaan met een sub-nummer:
Voor zegels van het Disberg of en face type worden zelfs 15 catalogus-nummers gereserveerd. |
d: Met watermerk zonder watermerk Nederland De Veth- en Lebeau-serie, de 4 en 8c v.Krimpen, de 12c Juliana en profil, en de 1967 Europa serie komen zowel met als zonder watermerk voor, en krijgen dan afzonderlijke hoofdnummers. Bij de overzeese gebieden wordt het watermerk erg laat ingezet. Alleen bij zegels gedrukt in rasterdiepdruk. Nederlandsch Indië
|
Curacao+Suriname
Als onderscheidingskriterium dient het watermerk alleen bij de Nederlandsch Indische Kreisler-serie, en worden verschillende hoofdnummers uitgedeeld. Alleen niet voor de Kreisler met opdruk "1947": 25 en 80c. Hier slechts sub-nummers. Tot dus ver een stel onderscheidingskriteria die volslagen onbegrijpelijk nu eens met hoofdnummers dan weer eens sub-nummers opleveren. |
De volgende onderscheidingskriteria dienen meestal slechts voor sub-nummering in de Speciale Catalogus: e: Perforatiemaat Vaak juist als kriterium gehanteerd, als wetenswaardigheid overal vermeld doch niet altijd even correct: Nederland De tandingsvarianten tot 1945 worden netjes apart gecatalogiseerd, later varianten niet altijd: het G- versus het Y-formaat ofwel 14:12 3/4 versus 13 1/4:12 3/4 gaf en geeft problemen. Alle in Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1984 pagina's 816-817 aangegeven correcties zijn verwerkt op één na: 1984 Zomer. De Nier-zegels 1978 hebben nu eindelijk het correcte perforaat. Niet aangegeven in de rubriek was dat 1984 Sinte Servaes 12 3/4:13 1/4 12 3/4:14 moest zijn, en dat is dus ook niet gecorrigeerd. |
Dat bij de nieuwe uitgiften het perforaat niet altijd juist vermeld staat is niet zo verwonderlijk. Het PTT orgaan Pro-fil zit er vaak naast [zie ondermeer Nederladnsc Maandblad voor Philatelie 1984 pagina 817], en ook in Pro-fil 19 moet 14:12 3/4 13 1/4:12 3/4 zijn. Bij Pro-fil mag dan als excuus gelden dat op het moment van drukklaar maken de zegels vaak nog niet gedrukt zijn en er op het laatste moment in de zegeldrukkerij iets anders gaat dan gepland, de Speciale Catalogus samenstellers hebben alle tijd gehad om de uiteindelijk aan het loket verschenen zegels onder de loupe te nemen. Ook in deze rubriek zijn, eerlijk is eerlijk, enkele foutjes geslopen: daar waar bij Europa 1984 [Juni 1985], Europa 1985 [Mei 1985], en Amsterdam 1985 [Juli/Augustus 1985, September 1985] 12 3/4:13 1/2 staat moet voor 13 1/2 13 1/4 gelezen worden. De exacte perforatiemaat is immers 13 1/3 en dat is dichter bij 13 1/4 dan bij 13 1/2. Met dank aan de nauwlettende lezer die zich afvroeg of zijn 60c Amsterdam met 12 3/4:13 1/4 de zoveelste variant was. Ook op Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1984 pagina's 816-817 is een foutje binnengeslopen: Schaatsen 1982 moet zijn 12 3/4:13 1/4 en niet 12 3/4:14. De Speciale Catalogus heeft dit foutje onderkend en juist gecorrigeerd! |
Na deze hand in eigen boezem, de opsomming van wat bij de nieuwe uitgiften misging:
Tot de redactiecommissie is ook niet doorgedrongen dat de Europazegels van 1984 afkomstig van 5000 rollen, en om de 5 zegels voorzien van een rugnummer, een afwijkend perforaat hebben:
|
Wat de 5000 rollen betreft loopt de Speciale Catalogus vooruit op de realiteit: de rollen van de Bevrijdingszegels 1985 waren in September nog niet verkrijgbaar gesteld. In de toelichting wordt -.- verklaard met prijs onbekend. Dit is bij sommige zelden aangeboden zegelvarianten nog wel voorstelbaar, echter bij massawaar als de [gebruikte] Koningin Beatrix Inhuldigingszegels van 60 en 65c in het geheel niet. Waarom worden de drie tandingen niet gewoon van een prijs voorzien? Al was het slechts met een kwartje voor de gebruikte zegels. Is men niet in staat zich een prijsbeeld te vormen? Dat is bij de 1924 cijfer en koninginne-zegels met twee tandingen toch ook gelukt.
|
Bij de Crouwel-serie wordt als perforaat: kamtanding/scheerperforatie opgegeven. De term scheerperforatie (zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1982 pag. ) wordt nergens verklaard. Scheerperforaat is overigens nog niet gebruikt voor de 40c. Bij de andere waarden hebben de Regina-drukken kamtanding, en de Chambon-drukken scheerperforatie. Bij de overzeese gebieden worden bijna alle perforatieverschillen vermeld, en krijgen ze een subnummer. De enkele uitzonderingen zijn de volgende: Ned.Indië
(!font_0 |
Bij de zegels van de West wordt op vele plaatsen de perforatiemaat verkeerd opgegeven. Vaak verschillen van 1/4. Nederlands Antillen Overal waar vanaf 1981 14:13 resp. 13:14 staat moet 14:12 3/4 resp. 12 3/4:14 gelezen worden. Goed fout is:
(!font_0 |
Als van zegels van de Nederlands Antillen de tanding bij velzegel en blokzegel verschilt: velzegels hebben G, de blokjes Y, dan moet dit ook als zodanig worden vermeld. Losse zegels uit een blok, met andere tanding, verdienen dan ook op z'n minst een sub-nummer:
(!font_0 |
Suriname
(!font_0 Bij de Surinaamse zegels gedrukt door Bradbury Wilkinson wordt een perforatiemaat opgegeven in decimalen! Waarom niet gewoon 14 1/2:14 en 13 3/4 in plaats van 14,6:14 en 13,7:13,7? |
f: Fosforescent niet-fosforescent Als kriterium gehanteerd bij de 5c van Krimpen, enkele waarden Juliana en profil: daar een sub-nummer, bij de 1967 Europa zegels een hoofdnummer. Vanwege het gelijktijdige watermerk-kriterium? Waarom de 5c fosfor niet gewoon bij de andere "van Krimpen"-zegels gezet? De Juliana Regina guldenswaarden op fosfor-papier hebben nog steeds geen eigen vermelding, slechts een toevoeging: "serieprijs (6) 40.-". Geldt dit nu voor postfris of voor gebruikt? Het gebruik van fosforescent papier komt bij de rijksdelen overzee zeer zelden voor. Gezien het nog ontbreken van vorderingen op het gebied van postmechanisatie niet zo vreemd. Uit druktechnische overwegingen (?) zijn twee series [1969 Statuut, 1973 Jubileum] zowel voor de Nederlandse Antillen als voor Suriname gedrukt op het Sortectie-papier dat ook voor de Nederlandse versies gebruikt is. Het is niet de eerste keer dat voor de Overzeese gebieden hetzelfde papier gebruikt werd als voor Nederland: 1938 Jubileum, 1948 Inhuldiging. Beide series op papier met watermerk. |
In de 45e editie van de Speciale Catalogus is van een aantal zegels van de Nederlandse Antillen op nog onverklaarde wijze de fosforescente substantie verdwenen:
Zou de redactiecommissie geleerd hebben de UV-lamp te hanteren? Of heeft de lamp de zegels zo lang bestraald dat de fosfor is uitgewerkt? |
g: Gecoat niet-gecoat Als kriterium niet gebruikt, althans niet apart wel in samenhang met het vorige kriterium. Immers de 5c van Krimpen en de Juliana en profil zonder fosfor zijn ongecoat, en die met fosfor zijn gecoat. Alle fosforescente zegels hebben trouwens een coating. De niet-fosforescente 1967 Europa en de Guldenswaarden Juliana Regina hadden al een coating. De term gecoucheerd wordt bij enkele series in de 50-er en 60-er jaren gebruikt, de opsomming is niet compleet en onjuist. Het zogenaamde Engels gecoucheerd papier is gebruikt tussen 1955 en 1966 zowel bij Nederland als bij de overzeese gebieden, zij het dat sinds 1961 naast dit papier en papier zonder coating er een andere papiersoort met coating gebruikt is. Het Violino of Gelders Machine Coated papier dat egaal wit oplicht onder de UV-lamp, dat egaal wit oplicht onder de UV-lamp, zowel aan de beeldzijde [coating] als aan de gomzijde, wordt in het geheel niet genoemd. Alle Nederlandse bijzondere uitgiften sinds 1967 hebben een coating - al of niet fosforescent - . Een uitgebreid overzicht van de Nederlandse zegels tussen 1953 en 1967 met met de verschillende soorten coating wordt in de nabije toekomst gegeven. |
De Cour Internationale de Justice serie van 1951 heeft 3 waarden: de 2, 4, en 5c die bestaan op zowel papier zonder coating [1951 oplage 2 en 4c, 1953 5c] als op papier met coating [1974 oplage, Violino GMC]. Uiterst schoorvoetend is dan nu bij de 1951-58 emissie een voetnoot losgekomen dat er diverse oplagen zijn en wordt verwezen naar het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1983 en 1984. Waarom geen nauwkeuriger verwijzing? Inmiddels heeft de doorgaans niet zo speciale Yvert et Tellier catalogus een voorbeeldige opstelling van deze zegels in de nieuwe Europe-Ouest ingevoerd. Merci, mille fois Merci! De aanvullingswaarden 40, 45 , 50c van 1977 bestaan uitsluitend op gecoat papier (Violino). [Zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1979 pagina's 469-471] |
Voor de zegels van de Overzeese gebieden net als bij de Nederlandse een hap-snap vermelden van gecoucheerd papier: Nederlands Nieuw Guinea Wel aangegeven zijn: 1961 Sociale Zorg, 1962 Veilig Verkeer, Pago Pago. Niet angegeven zijn: 1960 Sociale Zorg, 1961 NNG-raad, 1962 Jubileum. 1962 Sociale Zorg is op Violino GMC en niet op Engels gecoucheerd papier. En het verschil is toch zo duidelijk: wit papier! Nederlands Antillen Wel aangegeven zijn: 1957 Toerisme, 1958 Disberg [zie opmerking verderop], 1961 Andrea Doria, 1964 Kind, Statuut, 1965 Beatrix, Olie, Eilanden [latere oplagen hebben Violino], Kind, Mariniers, 1966 Beatrix en Claus, de Ruyter. Niet aangegeven: 1955 Caraibische Commissie, 1959 Statuut, Luchtverbinding, 1962 Jubileum, Cultuur, Schaken, 1963 Geestelijke Volksgezondheid, Emancipatie, Hotel Bonaire, Kind, Chemie, 1964 Luchtvaart, Caraibische Raad, 1965 UIT, 1966 Kind. |
Suriname Wel aangegeven zijn: 1960 Vluchtelingen, Statuut, Olympiade, 1961 Jamborette, 1962 Jubileum, Rode Kruis, Anti Malaria, Hotels, Ziekenhuis, Dierenbescherming, 1963 Anti Honger, Emancipatie, 1964 Ruimtevaart, Jamborette, Statuut, 1965 Lincoln, Brokopondo, 1966 Ziekenhuis, Pasen. Niet aangegeven zijn: 1959 Juliana en profil [latere oplagen op Violino GMC], Statuut, 1960 Volksdienst, Zending, 1963 Kind, 1964 Kind, 1966 Redemptoristen, Staten. Het zogenaamde Engels gecoucheerd papier wordt dus nog weleens aangegeven, het Violino of Gelders Machine Coated papier in het geheel niet. Tot 1967 vinden we dit slechts bij Ned.Nieuw Guinea 1962 Sociale Zorg, en Ned.Antillen 1966 ICEM, Suriname 1966 ICEM, Bauxiet. Vanaf 1967 komen bij Ned.Antillen en Suriname, met een enkele uitzondering, uitsluitend gecoat papier voor. Bij Suriname vinden we zegels waarvan nieuwe oplagen gecoat papier hebben, terwijl de oorspronkelijke oplagen zonder coating waren. Als voorbeeld de Vogelserie van 1966 waarvan oplagen uit 1975 van de 4, 5 en 8c gecoat papier [Violino] hebben. Bij de Disberg serie van de Ned.Antillen is de term gecoucheerd niet goed gehanteerd. In het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1984 pagina's 278-282,381-383 heeft een uitstekend artikel gestaan over deze emissie van de hand van Frans Rummens, waarin de verschillende papiersoorten en wanneer ze gebruikt zijn vermeld staan. |
h: Papierrichting Nederland Alleen als kriterium gebruikt bij het papier met watermerk. Zie o.a. Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1983 pagina 722. Bij de 5c van Krimpen met horizontaal watermerk is het jaartal 1970 verwijderd, echter bij de 30c en profil met verticaal watermerk is 1973 blijven staan. Als beide richtingen voorkomen worden subnummers gehanteerd: Ned.Indië
|
i:Drukmethode Als kriterium in het geheel niet gebruikt, ten onrechte aangezien bij de Lebeau-serie de 1, 1 1/2, 2, 2 1/2, 3 en 4c zowel gedrukt in offset als gedrukt in rasterdiepdruk bestaan. [Zie Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1982 pag... ] De 2 1/2c in rasterdiepdruk heeft wel een apart hoofdnummer, doch dat op grond van het kleurnuance-verschil! Als wetenswaardigheid wordt het drukprocedé overal vermeld, toch niet steeds correct: Nederland
|
Bij de portzegels vinden we boekdruk met enkelvoudige of tweevoudige platen. Niet alleen bij de Nederlandse porten van 1912 doch ook bij de gelijkvormige series van Nederlandsch Indië , Curacao en Suriname. Er worden wel sub-nummers uitgedeeld doch geen kenmerken genoemd. Nederlandsch Indië Bij de Nederlandsch Indische portzegels is het verschil tussen offset en boekdruk plus de verandering van drukker voldoende om de 1941 Indische druk apart te catalogiseren. De drukmethode staat echter verkeerd vermeld bij: Nederlands Antillen
|
Suriname
Nederlands Nieuw Guinea
|
Wetenswaardigheden die min of meer standaard extra vermeld worden:
4-Voorstelling Behalve te zien aan de afbeelding en apart omschreven, met ingang van deze editie ook m.b.v. een personen- en zakenregister op te zoeken. |
5-reden van uitgifte Waarom verschijnen bij de langlopende uitgiften plotseling nieuwe waarden en kleuren? Is het niet handig om ook van de 20e eeuw de posttarieven in een tabel te vermelden en daarnaar te kunnen verwijzen? Zijn opruimingsuitgiften altijd wel als zodanig bedoeld? Bij de Nederlandsch Indië emissie 1902 vinden we de 15c met en zonder strepen. Waar dienden ze voor? Als jaar van uitgifte van de 15c met strepen: 1909. Hoe komen dan de "JAVA" en "Buiten Bezit" opdruk van 1908 aan een 15c met strepen? Er worden bij deze zegels twee hoofdnummers toegekend, echter bij de Dienst zegels krijgt de 15c met strepen slechts een sub-nummer. Bij dezelfde Dienst-serie van Nederlandsch Indië staat de 2 1/2c 1883 Cijfer als nr. 8 gerangschikt bij de 1911 serie vóór de 1/2c. Waarom niet apart en met afbeelding? |
Is het niemand opgevallen dat bij de RIS opdrukzegels geen 15sen voorkomt? En waarom een formaat-wijziging bij de 15sen Vlag? Precies, de 15sen in klein formaat, als meest courante zegelwaarde, hoort tussen de cijfer en tempelzegels te staan. Ook de tanding past. Overigens worden bij deze Vlag-zegels helemaal geen perforaties vermeld. De oorspronkelijke gelegeheidsuitgifte heeft kamtanding 12 1/2:12 15/18, de in klein formaat als langlopend zegel uitgegeven, de rol van de 15sen tempel overnemend, kamtanding 11 1/2 12/15. Waarom zijn de UNTEA zegels niet gecatalogiseerd, en de RIS opdrukken wel? |
6-Ontwerper Ook hier voor het eerst een ontwerpers-register. Uitstekend om na te gaan of de René van Raalten van de 1981 45c PTT en de R. van Raalte van de 1983 ANWB niet misschien dezelfde persoon is. Waarom is Wim Crouwel nu eens W. Crouwel en dan weer prof. Wim Crouwel? Onder W.Crouwel vinden we niets eens de 1976 Crouwel cijferserie! Bij de ontwerpers is Ben Bas veranderd in Ben Bos, echter bij de zegels zelf [1980 Verkeer] staat nog steeds Ben Bas. De ontwerper van de kinderzegels 1946 en 1960 is volgens het register A.J.W. Bieruma. Bij de zegels zelf nog A.J.K. Bieruma Oosting resp J. Bieruma Oosting. In het register wordt duidelijk gestreefd om de ontwerpers te vermelden met hun voornamen. De ontwerper van de 1976 Zomer 55 en 75c heet in het register D.Patiwael bij de zegels al Donald. Is het zo moeilijk het register met de rest van de Speciale Catalogus in overeenstemming te brengen? |
Aan het personenregister is duidelijk gewerkt. Verschillende personen die nog over het hoofd gezien waren zijn er nu bij zoals: H. Kamerlingh Onnes [Zomer 1936] of Koningin Wilhelmina [1923 Jubileum]. Kennelijk nog niet geidentificeerd zijn de verzamelaars die afgebeeld staan op de 70c FILACENTO. Die kennis had uit Filatelie Informatief gehaald kunnen worden [nr. 8 pagina's 7540-14] 7-Drukker Voor de Nederlandse zegels is de drukker op enkele uitzonderingen na [1852 en deels 1864 de Munt; 1944 "Bevrijding" Bradbury, Wilkinson, New Malden] steeds Joh. Enschedé en Zonen. De zegels van de overzeese gebiedsdelen werden in eerste instantie gedrukt bij de Munt te Utrecht [Ned.Indie emissie 1864, 1868] vanaf 1870 bij Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem. Vóór de tweede wereldoorlog een enkele emissie van Suriname bij een locale drukker [1892, 1909, 1912]: H.B.Heyde. |
Tijdens de tweede wereldoorlog en vlak daarna vinden we de volgende drukkerijen:
Na de tweede wereldoorlog wordt voor Nederlandsch Indië nog slechts één emissie [1948 Jubileum] gedrukt in Nederland. De zegels van Curacao later Ned.Antillen, Ned.Nieuw Guinea en Suriname worden weer door Joh. Enschedé en Zonen gedrukt. Bij Suriname wordt kortstondig uitgeweken naar E.A.Wright [1961-62] en Bradbury Wilkinson [1973-74]. |
Van de volgende emissies bestaat meer dan een versie: Suriname
De in het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie [1985 pagina's 272-274] voor het eerst gepubliceerde luchtpostzegels nrs. 60-61, gedrukt bij deze laatstgenoemde drukkerij en in alle aspecten van de bij Joh.Enschede' en Zonen gedrukte zegels afwijkend, zijn nog zorgvuldig buiten de Speciale Catalogus gehouden. |
Curacao
Suriname
|
8-Oplage/Verkocht Van de bijzondere uitgiften zonder toeslag worden i.h.a de oplagen (=aantal gaaf door de drukker afgeleverd, sinds 1972 meestal =aantal besteld) vermeld, van die met toeslag de verkochte aantallen. Bij de langlopende series of oplage of verkocht of allebei. Het is mogelijk om van de PTT van alle reeds lang buiten omloop zijnde zegels behalve de oplage(=aantal gaaf door de drukker afgeleverd) ook de aantal door de PTT verkocht (=aantal verstrekt aan de kantoren - aantal retour gestuurd) te krijgen. 9-Velgrootte De velgrootte wordt voor de Nederlandse zegels tot 1923 opgegeven daarna slechts incidenteel: 1923 Jubileum, 1943 Symbolen en Zeehelden, 1952 ITEP, 1974 Milieu, 1976 Amphilex 55c. De aanname dat we bij de andere zegels misschien gewoon te maken hebben met een velgrootte van 10x10=100 is fout! Ik kom er t.z.t. op terug. Zonder meer fout is de velgrootte bij de portzegels van 1947. Dit moet zijn: 10x10. Bij Nederlandsch Indië wordt slechts bij emissie 1870 iets over de velgroote gezegd, en ook bij de Porten 1882. Bij Ned.Nieuw Guinea geen spoor. |
Bij Curacao wordt van de 1918 HAW-zegel, 5c op 12 1/2, de 1931 opdrukken, luchtpost 1929 en porten 1889 iets over de velgrootte aangegeven. Bij de zegels van Ned.Antillen wordt van 1977 Toerisme, 1978 Bank, Sport, Rode Kruis en 1984 Eleanor Roosevelt melding gemaakt van de layout van tˆte-bˆche veldelen. Tˆte-bˆche paren [al dan niet met een brug] worden wel van Nederland gecatalogiseerd [5, 7 1/2c Bontkraag] echter niet van deze Nederlands Antillen zegels. Waarom niet? Het bestaan van brugparen wordt wel bij de eerste emisse van Nederland 1852 aangegeven, echter niet van van Nederlandsch Indië. Zie hierover Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1984 pagina's 23-24. Bestaan er misschien van de Nederlands Antillen nog brugparen die niet tˆte-bˆche zijn? Bij Suriname wordt van de 1892 2 1/2c, 1898 opdrukken, 1909 5c, 1923 Jubileum, 1961 Ruimtevaart, 1962 Hammerskjöld, Porten 1886 wel de velgrootte vermeld. |
10-Plaatnummers De identificatie-nummers van de drukvormen voor plaatdruk: zgn. plaatnummers worden in tegenstelling tot die voor boekdruk, offset of rasterdiepdruk opgenomen. Althans voor de zegels tot en met de hoge waarden Veth [1926]. De plaatnummers van de nadien gedrukte zegels in plaatdruk blijven onvermeld? Waarom? Zie ook Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1985 pagina's 185-186,703. De mate van specialisatie bij de zegels van Nederland en Overzee is met deze analyse van de Speciale Catalogus aan de oppervlakte gekomen. Verder worden door de redactie-commissie zeker hier en daar schoonheidsfoutjes weggepoetst doch er blijven teveel zeer hardnekkige onjuistheden weg te werken en ongerijmdheden op te heffen. |
Wat voor de één uiterst oppervlakkig is, gaat voor de ander veel te ver. En lang niet iedereen zal in de gaten gehad hebben wat er fout of inconsequent was, of daar van wakker liggen. Echter ik kan me niet aan de indruk onttrekken, en de vele reacties op m'n oproep [Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1985 pagina 622] om als verzamelaars zelf een catalogus [inclusief prijzen] te gaan samenstellen, steunen me in die opvatting, dat de Speciale Catalogus een graad van specialisatie resp. betrouwbaarheid heeft gekregen die in filatelistisch Nederland niet meer acceptabel is. |